Drijven en uitdrijven.

Bij het zwemmen en zeker ook bij de watergewenning is het stukje drijven en uitdrijven zeer belangrijk. In mijn blogs vertel ik over het reilen en zeilen in een zwembad, daar kan een stukje uitleg over verschillende zwemonderdelen niet in ontbreken.

Drijven.

In het water heb je te maken met een opwaartse kracht. Ja, het wordt nu een beetje technisch… Het water duwt je als het ware omhoog, dit noemen we dus de opwaartse kracht. Verder zijn er natuurlijk ook zwaartekrachten die ons naar de aarde trekken, waar we ook rekening mee moeten houden. Als je in het water wilt drijven (nu komt de clou van het verhaal), moet je ervoor zorgen dat de opwaartse kracht groter is dan de zwaartekracht!
Dit kun je doen door heel rustig in het water te gaan liggen en even flink diep in te ademen. Je krijgt dan veel lucht in je longen waardoor je beter blijft drijven in het water. Het is dan de bedoeling dat je zoveel mogelijk lichaamsdelen in het water houdt. Dus geen armen of benen die boven het water uitkomen, want dan gaat de zwaartekracht weer te hard trekken aan je en zink je naar de bodem. Zelfs als je je kin op je borst doet (dan komt je hoofd dus een stukje omhoog uit het water), merk je al dat je benen gelijk gaan zinken. Het drijven komt dus heel nauw en je dient ervoor te zorgen dat alles zoveel mogelijk ontspannen in het water ligt.
De stand van je armen en benen kunnen bij het drijven ook nog een verschil maken. Ga het zelf maar eens een keertje uitproberen. Ga liggen op je rug en doe je handen strak langs je lichaam en je benen tegen elkaar. Ga vervolgens weer liggen en spreid nu je armen en benen (je ligt dan als een sterretje). Je zult merken dat bij de laatste vorm je veel gemakkelijker blijft drijven. Dit is een leuke oefening om met je kind in het water te doen. Op deze manier merken ze ook beter wanneer ze wel en niet kunnen blijven drijven en krijgen ze meer vertrouwen in het water. Je kunt ze daarbij in het begin ondersteunen met een hand onder de rug.

Start.

Waar starten wij nu mee bij het drijven, op de buik of op de rug? Wat denkt u, wat zou het gemakkelijkste zijn?
We beginnen altijd met het drijven op de rug. Dit doen we om de doodeenvoudige reden dat de kinderen dan gewoon door kunnen blijven ademen. Als je op je rug drijft ligt je mond namelijk boven water en kunnen de kinderen gewoon door ademen (volwassenen overigens ook, hahaha). Zeker als je kind nog niet goed met het gezicht onder water durft, kun je wel al met het drijven op de rug beginnen. Zoals ik net al zei, kan dat er wel voor zorgen dat de kinderen wat sneller vertrouwen opbouwen in het water, want als je echt ontspannen op je rug kunt drijven, dan vertrouw je volledig op de kracht van het water dat jou omhoog houdt, toch?
Op het moment dat de kinderen niet meer bang zijn om het hoofd onder water te doen en ook belletjes kunnen blazen in het water, gaan we de kinderen ook het drijven op de buik aanleren. Dit principe is hetzelfde als op de rug, alleen liggen ze nu dus wel met het gezicht in het water.
Het is heel belangrijk om dit zo goed mogelijk aan te leren, omdat drijven de basis is van alle zwemslagen. Als je dit dus niet goed aanleert en veel oefent, ga je dit in een later traject bij het aanleren van de zwemslagen zeker merken. Mocht je dus thuis alvast voor de zwemles willen oefenen, dan is dit een zeer mooie vaardigheid.

Uitdrijven.

Dit stond natuurlijk ook in de titel van deze blog. Wat is het verschil tussen drijven en uitdrijven?
In principe is dit heel gemakkelijk uit te leggen. Drijven gebeurt eigenlijk in stilstand en uitdrijven gebeurt na een afzet van een kant of tussen de zwemslagen door. Bij uitdrijven is het dan ook de bedoeling dat de kinderen zich zo lang en smal mogelijk maken, om minder weerstand van het water te krijgen (frontale weerstand). Het uitdrijven heeft dus echt te maken met de zwemslagen en het zo “gestroomlijnd” mogelijk te water gaan, terwijl het doel van het drijven veel meer zit in de zelfredzaamheid (survival). Stel dat je een heel stuk moet zwemmen, bijvoorbeeld omdat je van een boot bent gevallen en je wordt moe, dan kun je even uitrusten door op je rug te gaan drijven.
Een ander verschil zit hem dus ook in het drijfoppervlak. Bij drijven probeer je door het spreiden van de armen en benen een zo groot mogelijk oppervlak te creëren, en bij het uitdrijven juist zo smal mogelijk om zo min mogelijk snelheid te verliezen.
Dan zijn jullie nu weer op de hoogte van een heel belangrijk stukje zwemtechniek wat al heel vroeg aangeleerd wordt. Dus ouders, mochten jullie je vervelen, dit is iets om thuis in bad of in een zwembad bij het vrij zwemmen al te oefenen met je kinderen voordat ze op de zwemles komen. Dan heb je daar al een kleine voorsprong ontwikkeld.